Schoonmoeder op bezoek

Al sinds ik met Liliana ben, en dat is dit jaar alweer dertien jaar, komt mijn schoonmoeder een keer of twee per jaar op bezoek. Sinds Matteo er is komt ze wat vaker, maar de modus blijft hetzelfde. Ze komt vooral om te helpen. 

IMG_9370

‘Eccomi’, Graziella zwaait als we aan komen rijden op het vliegveld Fiumicino. Naast haar een trolley en om haar schouder een grote tas waaruit een lichte vislucht naar boven dwarrelt. ‘Zal ik die even in de auto zetten?’ vraag ik zonder op een antwoord te wachten. Terwijl ze haar dochter en kleinzoon welkom kust, til ik me bijna een hernia aan haar koffer. ‘Jeetje, Hoe lang blijf je wel niet?’.
‘Ik heb tomaten, aubergines, citroenen en verse eieren  meegenomen en al vast de vis klaargemaakt voor vanavond.’
‘Maar we hebben hier ook supermarkten hoor,’ sputter ik nog tegen.
‘Deze groenten komen van het land en niet uit de supermarkt. Deze zijn ‘genuine’.’

Eenmaal thuis, zijn we niet meer de baas over ons huishouden. De verse groenten en de eieren gaan de koelkast in en de uit Sicilië meegebrachte sardines worden klaargemaakt. ‘Waar staan de paneermeel en het zout?’ De oven slaat met een klap dicht. ‘Zo en hoe is het met mijn klein ventje,’ kietelt ze Matteo. Hij giert het uit.
Italiaanse moeders, en zeker die uit het zuiden, hebben het idee dat ze hun kroost moeten helpen als ze bij hen op bezoek gaan. Waar mijn moeder met een stapel boeken op het dakterras onder de parasol gaat zitten, is mijn schoonmoeder de hele dag in de weer. Afwassen, keuken schoonmaken, woonkamer stoffen en dweilen, boodschappen doen, koken, alles wordt ons uit handen genomen. En als ik dan zeg dat dat niet hoeft, dat we dat toch echt oud genoeg zijn om dat zelf te doen, dan is ze verbaasd en licht geïrriteerd.
En als ze voor de zoveelste keer bij de supermarkt spullen koopt die we niet nodig hebben of die we niet gebruiken en zeg dat ze hier te gast is en dat ze zich ook als zodanig moet gedragen dan is ze boos. ‘Ik ben hier geen gast, ik ben mijn dochter.’ ‘En je schoonzoon,’ voeg ik eraan toe. ‘En die vindt dat je je moet ontspannen en een boek moet gaan lezen.’

Eén middag heeft ze dat volgehouden in al die jaren, een boek lezen op de bank. Maar ze wordt er onrustig en kriegelig van. Sindsdien laat ik haar maar en til ik mijn voeten op als langs komt met de bezem.

Alleen over de boodschappen moet ze overleggen.

Il pranzo

Als ik wakker word, kriebelen de etensgeuren mijn neus.

‘Zo laat is het toch nog niet?’ Ik kijk op mijn horloge en zie dat het pas half tien is. Het is mijn eerste ochtend op Sicilië en ik heb ernstige pijn in de rug. Het bed van mijn vriendin -die met haar moeder op één kamer slaapt, want samen slapen dàt zat er nog niet in –  is duidelijk niet berekend op lange Hollanders. Ik schiet een korte broek en t-shirt aan en wandel naar de badkamer. ‘Buongiorno’, hoor ik vanuit de keuken. Moeder en dochter staan gezamenlijk aan het fornuis. De koffie is klaar en de lunch wordt bereid. Pasta met… ik heb geen idee maar het ruikt lekker.

Op het balkon met uitzicht over de Straat van Messina sla ik mijn boek open en drink mijn koffie. Nog geen halve pagina of achter mij, in de keuken, breekt de hel los. Moeder en dochter gaan tegen elkaar tekeer. Als na een minuut of vijf mijn vriendin het balkon opkomt informeer ik voorzichtig wat er aan de hand is. ‘Oh, niks. Gewoon een meningsverschil over hoe je pasta alla norma maakt.’ Een meningsverschil? Als ik mijn moeder op zo’n toon had aangesproken dan hadden we elkaar de eerstvolgende 10 jaar niet gesproken. ‘Gaan we naar het strand?’, zegt mijn vriendin. Dat is geen vraag en dus sta ik op om mijn zwembroek aan te doen.

Trap af, parkeerplaats over, boulevard oversteken. Het is een uur of half elf en 35 graden als we op het strand aankomen. Mijn vriendin kleedt zich uit en gaat, zonder zonnebrandcrème, in de volle augustus zon liggen. Ik drapeer mijn handdoek naast haar en probeer, op het kiezelstrand, een comfortabele positie te vinden om verder te gaan in mijn boek. De zon brandt ongenadig.

Het is augustus en dus zit het hele dorp op het strand. Men leest, zont en roddelt. Tot ineens iedereen zijn spullen bij elkaar verzamelt en het strand verlaat. Verbaasd kijk ik mijn vriendin aan, ‘het is lunchtijd.’ Hadden ze dan niet gewoon een paar broodjes en een thermosfles mee kunnen nemen?, denk ik nog. ‘Wij moeten ook zo gaan.’ ‘Maar we zijn er net’, werp ik nog tegen. Maar de sociale regels van het Italiaanse leven zijn onverbiddelijk. Een minuut of 10 later wandelen we weer richting huis. Daar staat de pasta al op tafel, ligt de inktvis op de barbecue en staat de televisie al aan.

Veertig graden buiten, maar een warme lunch is verplicht. Net als het nieuws van half twee.

Uittocht

Inmiddels heb ik, net als het overgrote deel van de Romeinen, de stad verlaten. Ik zit op Sicilië, waar ik, sinds ik mijn vriendin 11 jaar geleden leerde kennen, elke zomer naar toe ga. Elk jaar pas ik mij aan aan een Italiaanse traditie; in de zomervakantie bezoek je je geboortedorp. Daar valt niet aan te tornen, dus ik moet mee.

De eerste keer dat ik naar Sicilië trok was in de zomer van 2002. Mijn vriendin was al eerder naar haar ouders vertrokken en ik zou haar achterna reizen. De eerste keer naar Sicilië dus, maar ook de eerste keer dat ik mijn, Siciliaanse, schoonouders zou ontmoeten.En na het zien van vele maffia films zat ik net zo vol met vooroordelen als iedereen. Het zou toch niet?

Het was augustus en heet toen ik op het centrale station van Rome op de trein naar Messina stapte. In het smalle gangetje zoek ik naar het coupénummer dat bij datgene op mijn kaartje past. Mijn onhandig grote koffer botst af en toe tegen medereizigers. Verontschuldigingen mompelend vind ik uiteindelijk mijn plekje bij het raam. Ik schuif mijn koffer in het rek en bereid me voor op een lange reis. Acht uur later moet ik in Messina aankomen. Die eindbestemming, zonder overstap, verbaasde mij nogal, want Messina ligt immers op een eiland en zover ik wist was er geen tunnel of brug die het vasteland met Sicilië verbond.

De trein zet zich in beweging en ik bestudeer mijn coupégenoten. Veel studenten die de zomer bij hun ouders in het zuiden gaan doorbrengen, en een oudere dame met witte krullen en een waaier. Iedereen is gewapend met boeken, kranten en portable CD-spelers,(I-pods waren er nog niet…) dus tot een gesprek zal het wel niet komen.

De eerste stop is Napels. ‘Acqua, panini, birrraaa!’, schalt het door de trein. De wat smoezelige verkoper steekt zijn hoofd om de hoek van de coupédeur, laat de in cellofaan verpakte broodjes zien en kijkt me vragend aan. Ik schud met mijn hoofd en hij gaat weer verder. ‘Acqua, panini, birrraaa!’ Als de trein zich weer in beweging zet, zie ik hem op het perron sjouwen met zijn grote rieten mand.

Salerno, Paola, Lamezia Terme…

Ik schrik wakker van geknars van ijzer op ijzer. Als ik naar buiten kijk zie ik een rangeerterrein en realiseer me dat de trein de verkeerde kant op rijdt. Haastig pak ik mijn koffer en ren naar de deur. Die zit op slot. Ik kan er niet uit en we gaan de verkeerde kant op! De jongens in het portaal zien mijn verschrikte blik. ‘De trein is bezig te manoeuvreren voordat hij op de pont gaat,’ zegt de linker, zonder op te kijken.

‘Wat?’, mijn Italiaans was in die tijd nog niet zo goed, dus ik denk dat ik het verkeerd begrepen heb. ‘Gaat de trein op de boot?’  ‘Si’, is het korte antwoord. Nu valt het kwartje, daarom stond er dus Messina op mijn treinkaartje. De trein uit Rome komt gewoon op Sicilië aan.

Aan de overkant staat mijn vriendin me al op te wachten. Een beetje zenuwachtig stap ik in de auto van de vriend die haar vergezelt. Op weg naar mijn schoonfamilie. 20 kilometer verder naar het zuiden komen we aan in haar geboortedorp Roccalumera. Een langgerekt dorp met langs de boulevard, lelijke, betonnen, appartementencomplexen uit de jaren 60. De lelijkheid contrasteert met de schoonheid van de Straat van Messina ertegenover, helder, diepblauw water met in de verte het Italiaanse vasteland.

Ik volg mijn vriendin twee trappen op naar haar ouderlijk huis. Met een bonkend hart kijk ik hoe Liliana de sleutel in de voordeur steekt. Vanachter de deur verschijnt een klein, vriendelijk, blond vrouwtje. ‘Piacere, sono Graziella.’