Napels zien en dan sterven

Een paar weken terug moest ik er weer heen voor een radioverhaal voor de VPRO en voor een artikel in de Nieuwe Revu, Napels, de onbetwiste hoofdstad van Zuid Italie. Gevaarlijk (volgens sommigen), prachtig (volgens anderen), levendig (volgens iedereen) en zeker nooit saai (volgens mij). Eén van mijn favoriete Italiaanse steden, maar slechts in kleine doses, want drie dagen herrie, drukte en stank is meer dan genoeg. 

IMG_1999

Vanuit Rome is het slechts anderhalf uur met de (hoge snelheids-) trein, maar het is een andere wereld. Napels, volgens Noord-Italianen de noordelijkste stad van Noord-Afrika volgens de Napolitanen zelf de allermooiste stad ter wereld aan de allermooiste baai ter wereld. Zelf neig ik de Napolitanen gelijk te geven, Napels is een feest.

De beste pizza en de lekkerste koffie van de wereld, veel meer heeft een mens niet nodig. De slechte naam door het vuilnis en de aanwezigheid van de camorra, daarover halen de Napolitanen hun schouders op. ‘Ach, het is hier niet gevaarlijker dan in Amsterdam.’

Toch kan ik de afkeurende blikken richting mijn fotocamera niet negeren en ook de agressief nieuwsgierige vraag: ‘wat kom je hier doen?’, maakt het verblijf in Forcella, een beruchte volkswijk in het centrum van de stad, niet altijd even aangenaam.

IMG_1851

Aan de pizza in de beste pizzeria van de stad, Da Matteo in de Via Tribunali, met de TV op tien, want Napoli speelt in de Europa League, is het leven weer goed.

Tot het tegendoelpunt van VillaReal.. Napoli kan naar huis en de Napolitanen ook.

Teleurgesteld maar met opgeheven hoofd.

Lees hier het artikel in Nieuwe Revu:

Napels Nieuwe Revu

En hier de reportage die ik voor de VPRO maakte:

http://www.radio1.nl/item/354546-Napolitaanse-maffia-bedreigt-redacties.html

Lampedusa

Nu de meeste vluchtelingen Europa binnenkomen via Griekenland, lijkt Lampedusa een beetje vergeten als deur naar Europa. Toch komen er bijna dagelijks mensen aan op het piepkleine eilandje in de Middellandse Zee. Het afgelopen half jaar ben ik er twee keer geweest.

IMG_0509

Als ik aankom op het vliegveld staat Paola me al op te wachten. Paola runt, samen met haar man Carmelo, het leukste Bed&Breakfast van Lampedusa. Hun met boeken volgestampte huis staat op de Cala Pisana, de oostpunt van het eiland. Vanuit de woonkamer stap je zo het strand op, waar het bijna het hele jaar goed toeven is. Ze geeft me twee zoenen en helpt me de spullen inladen. Nog geen drie minuten later zitten we aan de thee in hun woonkamer, Carmelo hangt in zijn korte sportbroek voor de TV. Een activiteit die hij lang vol kan houden, zo’n beetje de hele dag. Om het stel heen drentelt een oude hond en een stuk of wat katten.

IMG_0432

De reden voor mijn bezoek aan Lampedusa is nu eens niet het zoveelste verhaal over vluchtelingen, maar een historische documentaire over het eiland zelf. Want van privé bezit van de familie Tommaso di Lampedusa, waarvan Giuseppe het beroemde boek ‘De Tijgerkat’ schreef, tot vergeten onderdeel van het Koninkrijk Italië met massa EMIGRATIE tot gevolg. Veel Lampedusanen vertrokken vanaf de eenwording van Italië in 1861 naar de overkant van de Middellandse Zee, ze namen een boot en legden aan in Tunesië om zich daar te vestigen. Geen douane, marine of Frontex die ze ook maar iets in de weg legde.

IMG_0382

Via Paola, een soort wandelende encyclopedie van Lampedusa, krijg ik suggesties en telefoonnummers. Zonder haar was de productietijd oneindig veel langer geweest. Het resultaat: de hieronder te beluisteren documentaire, gemaakt voor VPRO’s OVT.

http://m.radio1.nl/item/332203-Het-Spoor-Terug,-Lampedusa,-een-eiland-in-de-frontlinie.html

 

 

 

Kerst in Taormina

Het jaar dat Matteo is geboren is, geloof ik, de enige keer dat ik Kerst in Rome heb gevierd. We gaan of naar mijn familie in Nederland of naar mijn schoonouders op Sicilië. Dit jaar viel de keus op Sicilië. Kerst op Sicilië betekent, voor ons, behalve lekker, en veel, eten vooral ‘fare le vasche’, baantjes trekken op de Corso van Taormina.

IMG_7039

‘Buona sera, avvocato,’ de man in zijn dure pak buigt licht zijn hoofd.
‘Auguri,’ de ‘avvocato’ in een al net zo mooi pak schudt de man zijn hand. De lichtbruine overjas achteloos op de schouders, de kraakheldere witte sjaal losjes om de nek.
‘Buon Natale anche a Lei, avvocato.’ Hij pakt de hand van de ‘avvocato’ met twee handen vast.
Het beetje temerige Siciliaanse accent, met lang uitgerekte klinkers, de mooie kleding en de formaliteiten maken van het tafereel prachtig theater.

Het is een uur of half acht en we staan op Piazza IX Aprile, het centrale plein dat de Corso Umberto, de hoofdstraat van Taormina, in tweeën breekt. Voor ons het terras van de stad met uitzicht op de Baai van Taormina en, meer naar rechts, de besneeuwde top van de Etna. Op het plein staat een enorme kerstboom en voor de kerk een rij om de kerststal te bewonderen. In Nederland zitten iedereen op Eerste Kerstdag op dit tijdstip aan het kerstdiner, op Sicilië is het tijd om in je mooiste kleren de kerstlunch eraf te wandelen en, vooral, kerstwensen over te brengen.

‘Auguri,  ingegnere,’ de bontjas beweegt heftig van het uitbundig handen schudden. ‘Grazie, signora. Anche a Lei,’ antwoordt de ‘ingegnere’ beleefd en schudt de hand van de bontjas.
‘Hoe is het met uw man?’
‘Hij is verkouden.’
‘Mi dispiace, het is de tijd van het jaar, signora.’
‘Inderdaad, met deze kou.’

Op eerste Kerstdag is het ‘s avonds in Taormina niet kouder dan een graad of twaalf. Niet warm, maar zeker niet de temperatuur die om een bontjas vraagt en toch is zeker de helft van de, oudere, vrouwen gestoken in een dierenvel. Mijn verbazing daarover wordt door mijn schoonmoeder kaltgestellt met: ‘Het is winter, hoor.’ ‘Ja, en wanneer moet je hem anders aan,’ voegt Liliana daar fijntjes aan toe.

Het is druk op de Corso Umberto in Taormina, voetje voor voetje schuifelen we de kilometer van Porta Messina aan de noordkant naar de Porto Catania in het zuiden. De winkels zijn open en de terrassen vol. Mensen flaneren, anderen kijken. Pas als rond tienen de winkels dichtgaan is het voorbij met de drukte. Iedereen terug naar de parkeergarages en vervolgens in file de berg weer af.

Tweede kerstdag weer een lunch en ‘s avonds weer een passeggiata voor de spijsvertering.

‘Buon natale, signore.’
‘Grazie!’

 

 

Schoonmoeder op bezoek

Al sinds ik met Liliana ben, en dat is dit jaar alweer dertien jaar, komt mijn schoonmoeder een keer of twee per jaar op bezoek. Sinds Matteo er is komt ze wat vaker, maar de modus blijft hetzelfde. Ze komt vooral om te helpen. 

IMG_9370

‘Eccomi’, Graziella zwaait als we aan komen rijden op het vliegveld Fiumicino. Naast haar een trolley en om haar schouder een grote tas waaruit een lichte vislucht naar boven dwarrelt. ‘Zal ik die even in de auto zetten?’ vraag ik zonder op een antwoord te wachten. Terwijl ze haar dochter en kleinzoon welkom kust, til ik me bijna een hernia aan haar koffer. ‘Jeetje, Hoe lang blijf je wel niet?’.
‘Ik heb tomaten, aubergines, citroenen en verse eieren  meegenomen en al vast de vis klaargemaakt voor vanavond.’
‘Maar we hebben hier ook supermarkten hoor,’ sputter ik nog tegen.
‘Deze groenten komen van het land en niet uit de supermarkt. Deze zijn ‘genuine’.’

Eenmaal thuis, zijn we niet meer de baas over ons huishouden. De verse groenten en de eieren gaan de koelkast in en de uit Sicilië meegebrachte sardines worden klaargemaakt. ‘Waar staan de paneermeel en het zout?’ De oven slaat met een klap dicht. ‘Zo en hoe is het met mijn klein ventje,’ kietelt ze Matteo. Hij giert het uit.
Italiaanse moeders, en zeker die uit het zuiden, hebben het idee dat ze hun kroost moeten helpen als ze bij hen op bezoek gaan. Waar mijn moeder met een stapel boeken op het dakterras onder de parasol gaat zitten, is mijn schoonmoeder de hele dag in de weer. Afwassen, keuken schoonmaken, woonkamer stoffen en dweilen, boodschappen doen, koken, alles wordt ons uit handen genomen. En als ik dan zeg dat dat niet hoeft, dat we dat toch echt oud genoeg zijn om dat zelf te doen, dan is ze verbaasd en licht geïrriteerd.
En als ze voor de zoveelste keer bij de supermarkt spullen koopt die we niet nodig hebben of die we niet gebruiken en zeg dat ze hier te gast is en dat ze zich ook als zodanig moet gedragen dan is ze boos. ‘Ik ben hier geen gast, ik ben mijn dochter.’ ‘En je schoonzoon,’ voeg ik eraan toe. ‘En die vindt dat je je moet ontspannen en een boek moet gaan lezen.’

Eén middag heeft ze dat volgehouden in al die jaren, een boek lezen op de bank. Maar ze wordt er onrustig en kriegelig van. Sindsdien laat ik haar maar en til ik mijn voeten op als langs komt met de bezem.

Alleen over de boodschappen moet ze overleggen.

Motorino 2

Elk jaar gebeuren er zo’n 14 duizend(!) ongelukken met tweewielers in Rome, ja alleen in Rome. Zo’n beetje iedereen die ik ken heeft dan ook weleens een ongeluk(je) gehad met de scooter of de motorfiets. Van een valpartij tot, helaas, een dodelijk ongeval. In november 2003 kwam een kennis om na een valpartij bij het Circo Massimo. 

Scooters Pincio

‘Pfff, dat scheelde niet veel,’ nog natrillend zet ik mijn helm af en kijk ik de auto na die mij bijna aanreed. ‘Testa di cazzo’ , denk ik hardop. Klootzak, in goed Italiaans. Nog net op tijd stond ik stil voordat ik geschept zou worden door een, onverwacht, links afslaande auto. Richting aanwijzer was niet nodig, ik had moeten aanvoelen dat de automobilist af zou slaan. Deze keer bleef ik op de been, drie keer was dat niet het geval. Vlak nadat Dimitri zijn dodelijke schuiver maakte bij het Circo Massimo reed ik met mijn Honda SH50 over het Piazza Risorgimento, dichtbij de Sint Pieter, richting huis. Het plein is het eindpunt van verschillende bussen en twee trams. De rails lopen midden over de rijbaan. Precies, mijn voorwiel blokkeert in de wissel die vlak voor een zebrapad ligt en ik word gelanceerd over het stuur heen. Miraculeus blijf ik op de been en is er deze keer geen automobilist die probeert voetgangers omver te rijden op het zebrapad. Ik kom met de schrik vrij. Als ik een nabijgelegen winkel binnen ga, vraagt de verkoper of alles goed met me is. Blijkbaar ben ik wat bleek om de neus. De man gebiedt me te gaan zitten en biedt me een sigaret aan. Gesterkt door zoveel medeleven, vloeien de tranen van schrik me over de wangen. Hikkend bedank ik hem en vertel over de begrafenis van mijn vriend. Na een kwartiertje gaat het wel weer. Ik kijk nog wat rond in de winkel en ga weer. Ik heb daar nog vaak kleding gekocht. Jaren is het goed gegaan, maar twee keer werd olie me bijna fataal. De laatste keer afgelopen september. Ik was vroeg opgestaan om te fotograferen bij zonsopgang, toen de zon te hoog aan de hemel stond reed ik rustig terug naar huis. Vanaf Piazzale Clodio naar boven de Panoramica op, de weg heet anders maar omdat het uitzicht over de stad zo mooi is hebben de Romeinen hem omgedoopt. Terwijl ik geniet van mijn stad in een gouden gloed, rijd ik naar boven. Het stoplicht staat op groeien, ik verplaats me iets naar het midden van de weg om rechtsaf te slaan en dan… glijdt mijn voorwiel weg. Pats, daar lig ik. Mijn rechterbeen schuift over het asfalt met de scooter erbovenop, mijn elleboog knalt tegen de weg en met mijn hoofd raak ik de stoeprand, gelukkig draag ik altijd een helm. In een reflex kijk ik om. Nee, er komt geen auto aan. Versuft sta ik op, pak mijn scooter op, zet het stuur recht en veeg de smeer van mijn broek. De brommer start nog. Rillerig van schrik rijd ik naar huis.

Weer overleefd.

De Paus is dood

Vandaag, 2 april 2015, is het tien jaar geleden dat Paus Johannes Paulus II overleed. Mijn eerste journalistieke megaklus hier in Rome. Een jaar en een dag eerder sprong ik er al voor uit mijn bed.

Johannes Paulus

‘Schat’, ik hoor in mijn halfslaap dat mijn vriendin mij roept en ik ruik de koffie. Liliana had de goede gewoonte opgevat mij elke ochtend koffie op bed te serveren. Langzaam wakker worden, dacht ik. ‘Schat,’ roept ze nog een keer, nu iets harder. ‘De Paus is dood.’ Ik schiet overeind. ‘Wat?!?’ Liliana kijkt heel serieus. Ik ren naar de woonkamer en doe de TV aan, maar niks. Ik draai me om en kijk in het schaterlachende gezicht van mijn vriendin. ‘1 april!’ Hoewel boos vanwege de bruuske ontwaking, moet ik er wel om lachen. Al sinds ik Liliana ken is ‘maar als de Paus doodgaat’ een constant terugkerende frase bij elke geplande vakantie, etentje of weekendje weg. Dit was haar wraak.
Een jaar later leek het echt zo ver, Paus Johannes Paulus II lag op sterven. Een geplande reportagereis naar Palermo zegde ik uit voorzorg af, na een tip van een collega. De volgende ochtend, 1 april, deed ik mijn allereerste live bijdrage voor televisie, de verslaggever van de Belgische commerciele zender VTM was nog onderweg. Ik nam de honneurs waar. Die avond reed ik naar het St. Pietersplein en staarde met duizenden bezorgde gelovigen naar het enige verlichte raam van het Apostolisch paleis, de werkkamer van de Paus. Om mij heen werd gebeden en zachtjes gezongen. Hoewel ongelovig en geinfecteerd door het calvinisme van mijn geboorteland, liet de toewijding mij niet koud. Na een uurtje reed ik iets katholieker naar huis.

De volgende dag, zaterdag 2 april, stond in het teken van het regelen van een cameraman, (toen nog) TweeVandaag wilde dat ik voor hen reportages ging maken, maar een camera had ik nog niet en in Rome en de hele wijde omtrek was geen cameraman meer te krijgen. Die moest uit Nederland komen, tot die tijd moest ik mij behelpen. Gelukkig waren de EO collega’s zo vriendelijk hun cameraman een uurtje uit lenen. Een paar straatinterviews, een handjevol live telefoontjes voor verschillende radio programma’s en de dag gleed voorbij. Rome stroomde langzaam vol met pelgrims die hun Paus in gebed bijstonden. Het Sint Pietersplein werd het centrum van de wereld. ‘s Avonds was er tijd voor een biertje en wat te eten. Dacht ik. Om 21.45 begonnen ineens alle telefoons van alle collega’s te rinkelen, ook de mijne. ‘De Paus is dood,’ was de korte boodschap. Snel in een taxi en naar het centrum van de wereld. Op Piazza Papa Pio XII, het kleine vierkante pleintje dat grenst aan het Sint Pietersplein, vertelden de correspondenten van alle televisiestations van de wereld in een zee van licht dat Johannes Paulus II niet meer onder ons was. Op het Sint Pietersplein zelf hing een vreemde stilte, er stonden duizenden pelgrims maar je kon een speld horen vallen.

Pas de dag na het overlijden kwam een collega journalist met een kleine camera en zag ik voor het eerst een camjo aan het werk. De week die volgde was gevuld met werk, heel veel werk. Twee televisiereportages voor TweeVandaag, live bijdragen voor verschillende radio programma’s en nog wat losse klusjes voor allerlei andere opdrachtgevers. Nog nooit heb ik zo hard gewerkt. Tegelijkertijd heb ik nog nooit zoiets bijzonders meegemaakt.

Drie dagen na zijn overlijden wordt het lichaam van Paus Johannes Paulus II overgebracht van de kapel waar hij opgebaard lag naar de Sint Pieter. En dat kan natuurlijk niet zonder ceremonieel. De Paus werd op een houten baar via de Scala Regia naar buiten gedragen, voorafgegaand door honderden priesters in het wit, tientallen bisschoppen in het paars en een groep kardinalen in het rood. Op het moment dat de baar naar buiten komt gaat de grote klok van de Sint Pieter beieren en begint op het bordes een koor te zingen. Naast mij begint een Franse collega te huilen, mij lopen de rillingen over de rug.

Aan het eind van de dag rijd ik iets katholieker naar huis.

Doctor Music is niet meer

Het onderwerp van mijn allereerste reportage in Rome, muziekwinkel Doctor Music, is failliet. Eigenaar Eugenio kon de concurrentie met Amazon, ITunes en de grote ketens niet meer aan. Nu moet ik ergens anders heen om mijn verslaving te onderhouden. 

Doctor Music

Voor mijn vertrek uit Nederland had ik van Mark Stakenburg de opdracht gekregen om een serietje te maken voor Leidse Kade Live op Radio 3. Ik moest erachter komen of er in het land van Mina, Eros Ramazzotti en Laura Pausini een rockcultuur bestond. Dat serietje werd: Rock ‘n Roll in Rome. Zes afleveringen waarvan de eerste al voor mijn vertrek in Nederland was opgenomen. Eenmaal hier leek het mij goed om bij het begin te beginnen: de platenwinkel. De gele gids ter hand genomen, want internet had ik in mijn krappe appartement niet, en daar vond ik onder de noemer ‘Negozio dei dischi’ een handjevol winkels, geen goed teken voor een stad met drie miljoen inwoners. Ik besloot de dichtsbijzijnde te kiezen. Doctor Music op, letterlijk, een steenworp afstand van het Vaticaan. DAT recorder uit de koffer en op naar de metro. Vier haltes en 10 minuten lopen en ik stond voor de deur van Doctor Music. Gesloten. Ik keek op mijn horloge, shit lunchpauze. Tot op de dag van vandaag zijn de winkels in de buitenwijken van de stad gesloten tussen een en drie uur, sommigen zelfs tot half vier, en ik ben er na al die jaren nog steeds niet aan gewend. Dan maar een kop koffie.
Een kwartier later was Doctor Music wel open. ‘Eugenio’, zo stelde de eigenaar zich aan me voor. Een kalende man van begin veertig, met een bril en smalle schouders. Alle cliche’s van de mooie Italiaanse man tartend, maar wel een wandelende popencyclopedie.
Ik vroeg of hij Engels verstond, ‘Ja, heb ik geleerd van het luisteren naar platen’, en vertelde wat ik kwam doen en of hij beschikbaar was voor een interview. Ik stelde mijn vragen in het Engels, Eugenio antwoordde in het Italiaans, dat vond ik voor de radio mooier. De montage duurde daardoor wel wat langer en het versturen een avontuur. Want zoals gezegd had ik geen internet in mijn appartement en dus moest ik naar een internetcafe om de reportage door te sturen. Van de reportage had ik een MP3 bestand gemaakt en zorgvuldig in vier delen geknipt, want grotere bestanden konden niet per mail verstuurd worden in die tijd. In Hilversum plakten ze de vier delen weer aan elkaar en dan kon de reportage uitgezonden worden.
Dat interview was het begin van een regelmatig bezoek aan Doctor Music, Eugenio werd de dealer voor deze vinyljunk. De laatste paar jaar zag ik Eugenio met de keer chagrijniger worden, zijn verhuizing naar een kleiner pand, nu tweeenhalf jaar geleden, was het begin van het einde. Afgelopen najaar kondigde hij de sluiting van zijn winkeltje aan. ‘Voor de kerst houd ik ermee op.’ Het werd uitendelijk eind januari, maar Doctor Music is niet meer. Eeuwig zonde.

Nu moet ik voor mijn onstilbare vinyl honger naar de andere kant van de stad, 25 minuten op de scooter, of toch maar aan de Amazon?

Luister hier de reportage uit 2002:

De wijkpriester

Bijna een half jaar wonen we inmiddels in ons nieuwe huis in de wijk Monte Mario en langzaam begin ik de wijk een beetje te kennen. De, korte, route naar het kinderdagverblijf, de beste visboer op de wijkmarkt en de delicatessenwinkel vermomd als buurtsuper waar ze meest bijzondere kazen en vleeswaren verkopen, onder andere originele mortadella van ezelvlees en wild zwijn. En tijdens mijn wandelingen door de wijk kwam ik ook in aanraking met een ander fenomeen, de buurtpriester.

fotoparrocchianostrasignoradiguadalupe

‘U bent nieuw hier, nietwaar?’ Ineens stond hij voor me, zijn linkerwijsvinger priemde in mijn richting, dus hij had het tegen mij. ‘Ik woon hier nog niet zo lang, inderdaad,’ antwoordde ik enigszins beduusd. Matteo keek me vanuit zijn draagzak vragend aan. Ik keek de man aan en twee helderblauwe, nieuwsgierige ogen staarden vanachter zijn bril terug. Onder zijn wat grauwe jas zag ik een priestersboord en in zijn rechterhand hield hij de lijn van zijn grote, wat kreupele, herdershond vast. Hij informeerde waar ik vandaan kwam en waar ik naartoe onderweg was. En opnieuw gaf ik, uit het veld geslagen door zoveel brutale nieuwsgierigheid, antwoord. ‘Uit Nederland.’ ‘Naar het kinderdagverblijf.’
Voordat hij nog wat kon vragen mompelde ik dat ik moest opschieten omdat anders de kleine te laat op school zou komen en zette de pas erin.

Op de terugweg van de creche maakte ik mij pas boos om de nieuwsgierigheid van de priester. Waar bemoeit die man zich mee!
Ik stommel de buurtsuper binnen en doe mijn boodschappen voor de lunch, als ik de deur uitkom struikel ik bijna over een grote herdershond. De priester, aan de koffie op het terras naast de buurtsuper, probeert opnieuw een gesprek aan te knopen. Deze keer wimpel ik hem af met de mededeling dat ik ‘nodig aan het werk moet’ en sindsdien probeer ik hem te ontlopen. Tot die ene keer.

‘Mag ik nog mee?’, roept iemand bij de ingang van het palazzo. Ik houd mijn hand voor het electronische oog van de lift en dus de deur open. Pas als de man dichterbij komt, zie ik wie het is. ‘Woont u hier?’, dezelfde nieuwsgierige ogen, dezelfde brutaliteit. ‘Ja, ik woon hier, maar ik heb u hier nog nooit gezien,’ ga ik in de aanval. ‘Mijn zus woont hier. De derde etage alstublieft.’

Zwijgend staan we in de lift.

‘Goedemiddag nog.’
‘Arriverderci.’

 

 

 

Vuilnis

Het was een van de laatste echt mooie zondagen van het jaar. Matteo maakte ons al vroeg wakker, een mooie aanleiding voor een bezoekje aan Porta Portese, Rome’s grootste rommelmarkt. Gedoucht, aangekleed, bepakt en bezakt (wat allemaal niet meezeult met zo’n kleintje) op pad. Straat uit, links af, het pleintje met het lieflijke kerkje over, de straat richting het station in om de trein van Monte Mario naar Trastevere te pakken. Een heerlijke zonnige herfstochtend in Rome. Zo leek het.

Forum Romanum8

De drukke Via Trionfale overgestoken, het station was al in zicht. Een verzorgde vrouw van middelbare leeftijd komt ons tegemoet, ik sta op het punt haar ‘buongiorno’ te wensen, als ze iets door haar knieën zakt en een handvol rommel tegen een boom dumpt, op nog geen 30 meter van een vuilniscontainer. In plaats van ‘goedemorgen’, komt er ‘mevrouw, u laat wat vallen uit.’ ‘Fatti cazzi tua,’ is het vriendelijke antwoord in onvervalst plat Romeins. Mevrouw, dit zijn mijn zaken. Ik woon hier namelijk ook en het zou zo fijn zijn als we samen de boel een beetje netjes houden. Omdat ik mijn zondagochtend niet wil laten verpesten en omdat Liliana mij aan mijn arm trekt, laat ik de verwensingen maar voor wat ze zijn en vervolg mijn weg.

We missen net de trein en besluiten de rommelmarkt in onze buurt te bezoeken. Stationstunneltje door, plein over en grasveld over. Een keurige, wat oudere heer komt ons tegemoet en, je raadt het al, ook hij laat een handvol rommel uit zijn handen vallen. Hij gooit het echter op het grasveld. Opnieuw kan ik mijn mond niet houden, opnieuw krijg ik een verwensing naar mijn hoofd en opnieuw trekt Liliana aan mijn arm. Mijn zondag is toch verpest.

Na ruim 13 jaar is dat mijn grootste ergenis en grootste vraag: hoe kunnen mensen die zo trots zijn op hun stad, zo trots zijn om Romein te zijn er zo’n grote puinhoop van maken? Als de containers in de straat vol zijn, gooien mensen hun vuilnis er gewoon naast, ook al staan er 500 meter verderop lege containers; een wandeling op de smalle stoep is vaak een slalom tussen hondedrollen door, want tja waarom zou je die opruimen. En als je mensen erop aanspreekt dan krijg je een grote mond.

Helaas heeft mijn collega Andrea Vreede gelijk: de openbare ruimte in Rome is van niemand, terwijl die in Nederland van iedereen is.

Het audio archief

Bij zo’n verhuizing kom je van alles tegen. Je oude audio archief bijvoorbeeld. Al twintig jaar sleep ik cassette bandjes met me mee waarop radiobijdragen staan die ik ooit gemaakt heb. Tussen de enorme stapel zit nog een bandje met reportages van mijn stage bij Radio Oost, van mijn stage bij Jan Douwe Kroeske’s Twee Meter de Avond in en een bandje van mijn afstudeerdocumentaire. Met een geleende cassette recorder ben ik bezig alles te digitalliseren en dus luister ik met een half oor het een en ander terug. En ook bijna twintig jaar na dato vind ik mijn afstudeer documentaire ‘De keuze van Perron Nul’ de moeite van het beluisteren meer dan waard. ‘De Keuze van Perron nul’ vertelt het verhaal van ‘Perron Nul’, de drugsverslaafdenopvang op het Centraal Station van Rotterdam. Nadat het project van Dominee Hans Visser uit de hand liep, er kwamen teveel verslaafden naar Rotterdam, verplaatste de dominee ‘zijn’ junks naar de Pauluskerk even verderop. Daar kregen de bezoekers een pasje waarmee ze de spuitruimte onder de kerk binnenkonden. Maar slechts een kwart kon terecht in de Pauluskerk. Waar ging de rest heen?

Luister hier naar ‘De Keuze van Perron nul’:

Een andere documentaire waarop ik ruim 15 jaar na dato nog steeds content mee ben: ‘De Reunie van Twee pupillen’. Het is, zoals ze dat noemen, een ego document: de documentaire gaat, gedeeltelijk, over mijzelf, maar vooral over mijn voormalige buurjongetje, en nog steeds vriend, Alexander (Sasa) Bursac. Wij voetbalden vroeger elke dag samen met dezelfde droom: profvoetballer worden. Ik heb het niet gehaald, hij wel. Maar hij kwam, in zijn geboorteland, in een conflict terecht dat niet het zijne was en eigenlijk toch ook weer wel:

Er zullen er nog veel volgen.